Hoofdstuk 10
1 Daarna legde koning Ahasveros belasting op aan het vasteland en de eilanden in de zee.
2 Al zijn machtige en geweldige daden en de verklaring van de grootheid van Mordechai, die door de koning grootgemaakt is, zijn die niet geschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Medië en Perzië?
3 De Jood Mordechai immers kwam op de tweede plaats, na koning Ahasveros. Hij stond in hoog aanzien bij de Joden en de menigte van zijn broeders was hem goedgezind, want hij zocht het beste voor zijn volk en sprak tot welzijn van heel zijn nageslacht.
4 Mordechai zei: Deze dingen zijn gebeurt van God.
5 Want ik denk aan de droom, die ik over deze dingen gezien heb, want geen één is niet uitgekomen.
6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, waarmee de koning getrouwd is en heeft haar tot koningin gemaakt.
7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
8 En de heidenen die bij elkaar gekomen waren om de Joden uit te roeien;
9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en gered zijn, en de Heere heeft Zijn volk gered, en de Heere heeft Zijn volk verlost uit deze ellende, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, die onder de heidenen nooit gebeurt zijn.
10 Daarom heeft hij twee scheuten laten opgroeien, het ene voor het volk van God, en het andere voor al de heidenen.
11 Deze twee scheuten zijn voor God gekomen op de uur, tijd en dag van het oordeel, dat bestemd is voor alle heidenen is;
12 En God heeft aan Zijn volk gedacht, en heeft Zijn erfenis vrijgesproken.
13 Daarom zullen deze dagen als feestdagen worden gehouden. In de maand Adar, op de veertiende dag van de maand. Dit feest zal gehouden worden met het hele volk, en zij blij en vrolijk zijn voor God. Zij zullen dit feest vieren met het volk, door elk generatie tot in eeuwigheid.
Hoofdstuk 11
8 En zij riepen aanhoudend tot God, en van hun geroep, als van een kleine fontein, kwam een grote rivier en veel water voort.
9 En het licht en de zon gingen op, en de nederigen werden verhoogd, en verslonden de machtigen.
10 En Mordechai, die deze droom had gezien, werd wakker, en overdacht wat God doen wilde, en bewaarde deze droom in zijn hart, en wilde die op alle manieren begrijpen, tot op die nacht.